Afbraak en wederopbouw in het appartementsrecht - wettelijke regeling opnieuw aangepast
woensdag 19 augustus 2020
In februari 2020 vernietigde het Grondwettelijk Hof de versoepelde regeling inzake afbraak en wederopbouw van een mede-eigendom. Deze regeling werd ingevoerd bij de laatste wijziging van de Wet op de Mede-eigendom, die op 1 januari 2019 in werking trad. De wetgever heeft intussen echter een wetswijziging doorgevoerd waarbij rekening werd gehouden met de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof. Deze nieuwe regeling trad op 17 augustus in werking.
Korte historiek
Tot eind 2018 kon de Vereniging van Mede-eigenaars (VME) onder de oude wetgeving enkel met unanimiteit van de stemmen beslissen om tot volledige afbraak en wederopbouw van een appartementsgebouw over te gaan. Vanaf 1 januari 2019 kon de VME plots met een meerderheid van 4/5de van de stemmen beslissen over dergelijke afbraak en wederopbouw (op voorwaarde dat de afbraak nodig was voor de hygiëne, voor de veiligheid of bij disproportionele renovatiekosten aan het gebouw).
De bedoeling van de wetswijziging was om de renovatie van het verouderde gebouwenpatrimonium in België te kunnen stimuleren en zo de aanpassing ervan aan de wettelijke normen te bespoedigen. Op die manier kon tevens de woonkwaliteit en de veiligheid van de bewoners verbeterd worden. De unanimiteitsvereiste die voordien bestond blokkeerde daarbij veel dossiers, reden waarom de wijziging zich opdrong.
In februari 2020 vernietigde het Grondwettelijk Hof deze versoepelde regeling, vanwege de verregaande inmenging in het eigendomsrecht in bijkomende waarborgen voorzien moest worden.
Nieuwe regeling
De nieuwe wetswijziging probeert hieraan te remediëren. Het wordt bevestigd dat de algemene vergadering met een meerderheid van 4/5e van de stemmen kan beslissen over de volledige afbraak en heropbouw van het gebouw om redenen van hygiëne of veiligheid, of wanneer de kostprijs voor de aanpassing van het gebouw aan de wettelijke bepalingen buitensporig zou zijn.
Wanneer de beslissing eenparig werd genomen door alle mede-eigenaars, dan kan meteen gestart worden. Indien niet (wanneer de beslissing dus met een minimum 4/5e meerderheid werd genomen), dan moet de VME binnen vier maanden na de algemene vergadering een vordering bij de vrederechter instellen. De vordering is gericht tegen alle mede-eigenaars die de beslissing niet hebben goedgekeurd. De uitvoering van de beslissing van de algemene vergadering wordt opgeschort totdat de rechterlijke uitspraak - tot vaststelling van de wettigheid van de beslissing van de algemene vergadering - definitief is. Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten en erelonen van de vordering zijn ten laste van de VME zonder bijdrage van de mede-eigenaars tegen wie de vordering is gericht.
Een mede-eigenaar kan ook tegen vergoeding afstand doen van zijn kavel ten gunste van de andere mede-eigenaars, indien de waarde van zijn kavel lager is dan het aandeel dat hij zou moeten betalen in de totale kosten van de werken. Bij gebrek aan overeenstemming hierover wordt de vergoeding door de rechter vastgesteld op basis van de actuele marktwaarde van de betrokken kavel, zonder rekening te houden dat het gebouw afgebroken en heropgebouwd zal worden.
Lees de wetswijziging nog eens na.