Dit nieuws is 7 jaar oud en is mogelijk niet meer actueel. Consulteer het nieuwsoverzicht voor up-to-date nieuws.
Begin mei 2017 publiceerde de FOD Economie haar ‘guidelines’ omtrent het KB bemiddelingsopdrachten. In deze BIV-Mail staan we stil bij art. 3,2° en 3,3° (verboden bedingen) van het KB van 12 januari 2007, en de interpretatie van de FOD Economie hieromtrent. Deze guidelines vormen een checklist die de Economische Inspectie hanteert bij de controles van de makelaarsopdracht en zijn bedoeld om te wijzen op de wettelijke verplichtingen en om geschillen te voorkomen. Zij dienen als leidraad voor de inspecteurs om al dan niet te verbaliseren.
3,2°: “Voor de bemiddelingsovereenkomsten van bepaalde duur, de opzegbedingen die voorzien in een opzegtermijn van langer dan één maand vóór het einde van de overeenkomst.”
De FOD Economie beklemtoont dat een dergelijk beding verboden is. Mocht voorzien worden in een opzegtermijn van langer dan één maand , dan is dit beding van rechtswege nietig.
3,3°: “Schadebedingen die meer dan 75% van de commissie en/of ereloon van de vastgoedmakelaar bedragen, onverminderd de toepassing van artikel 32.21. van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (thans art. VI.83,24°, WER).
Bedingen die een forfaitair bedrag vastleggen bij het miskennen van de exclusiviteit doordat de consument het onroerend goed, voorwerp van bemiddelingsopdracht, zelf verkoopt, of doordat een andere vastgoedmakelaar, (in strijd met de bedongen exclusiviteit), belast wordt met de verkoopbemiddeling, dienen beschouwd te worden als schadebedingen.”
Schadebedingen van meer dan 75% van het ere- of commissieloon zijn niet toegelaten (schadebedingen = miskennen van de exclusiviteit doordat hetzij de opdrachtgever zelf verkoopt of verhuurt, hetzij doordat de opdrachtgever een andere vastgoedmakelaar belast met de opdracht in strijd met de bedongen exclusiviteit).
Onverminderd toepassing van de genoemde bepaling van art. VI.83, 24° WER, houdt in dat het principe behouden blijft dat de schadevergoeding in verhouding moet staan tot de effectief geleden schade, en dat de rechter desgevallend de autonome bevoegdheid blijft hebben om te oordelen of een strafbeding niettemin duidelijk niet-evenredig is aan een redelijk te ramen schade. Met andere woorden: een rechter kan de geleden schade matigen tot een voor hem redelijke proportie, ook al staat er in je contract dat je recht hebt op 75% schadevergoeding.